“Wat is dat hier?”
Een Belgische vrouw loopt mijn receptietent binnen. Ik schat haar rond de 60. Wat gezet. Hoogblond geverfd, halflang haar, nauwelijks tanden in de mond, roze korte broek aan, zwart hemdje en een nepleren wit handtasje om de schouders hangen. Heeft u het beeld? Hou dit vooral vast.
“Wat is dat hier?”, vraagt ze. Ik leg haar uit dat ik namens Vacansoleil de Campinghost op deze camping ben. Dat wij tenten verhuren aan gasten en dat dit de receptietent is waar gasten zich in kunnen checken, informatie kunnen vragen over de omgeving en activiteiten of dat gasten de tent binnen kunnen komen om een tijdschrift te pakken of een boek willen lezen. “Oh leuk, ik heb ook nog wel beukjes, kan ik die hier gewoon inleveren als ik ze uit heb?” “Ja hoor, geen probleem”. “Mijn man leest ook bepaalde beukjes”. Ik kijk haar aan en ik hou me maar even stil. “Maar ik geleuf nie dat U zulke beukjes in deze tent wil hebben”. “Allemaal blote madammekes met stevige voorgevels”. Ik heb zo mijn gedachten, en hou nog steeds mijn gezicht in een wat strakke plooi, zij het wat moeilijk. Ondertussen denk ik wel, oh god, waar gaat dit heen? “Nee, zulke beukjes kunt u uw gasten nie aandoen”. “Maar leuke tent heeft u hier hoor”. “Dank u wel”. “Wij verblijven hier nu drie weekjes, dus ik geleuf dat ik U nog wel tegen ga komen hier”. “Ik geloof het ook”. “Hmm, dag hoor, leuke tent”. Ik zeg haar gedag en ze loopt mijn tent uit. Ik wacht even dat ze buiten gehoorafstand is en schiet daarna gigantisch in de lach. Het wordt me duidelijk wat de vakantieperiode in gaat houden, ik ga verschillende gasten ontmoeten, zoals deze “Belgische vriendin”. Gasten die hun verhaal zomaar uit het niets aan mij kwijt willen, zonder dat ik erom gevraagd heb. Het hoogseizoen is begonnen. Campinghost wordt Praatpaal.
We zitten midden in het WK voetbal en België is doorgedrongen naar de volgende ronde. Veel Belgen zijn inmiddels op de camping gearriveerd. Belgische vlaggen, shirts e.d. sieren de camping. Ik sta op mijn veranda en zie mijn “Belgische vriendin” aankomen lopen. Gekleed in een strak rood sportbroekje, het rode Belgische voetbalshirt aan en op haar hoofd een hoge, pluche, rode hoed met de Belgische vlag erop en lopend op knalroze crocs. Heeft u het beeld? Hou dit vooral vast.
“U bent erop gekleed zie ik”. “Wablief?” schreeuwt ze terug. “Dat u erop gekleed bent voor de wedstrijd”. “Ja he, vindt U het schoon?” “Weet u, ik hou eigenlijk helemaal niet van voetbal”. “Ja, maar waarom gaat u dan kijken?” “Ach ja, ge moet toch wat doen in de vakantie he en het zijn toch ook onze jungskes he die we aan moeten moedigen”. “Veel plezier”, “Ja ja dank U”. “U ook een schone avond”
Na de wedstrijd komt ze teruggelopen, de hoge hoed is inmiddels afgezet en ze loopt te puffen. “Het was te horen dat jullie jongens gewonnen hebben” zeg ik tegen haar. “Ja ik geleuf het wel ja”. “Heeft u niet gekeken dan?” “Jawel met een schuin half oog” “Waar was het andere schuine halve oog dan?” vraag ik haar. Al puffend wandelt ze door en zegt in het voorbijgaan “op de toiletteke”….Oké Marrit, niet verder vragen nu….
Een paar dagen later krijg ik Belgische gasten voor een Safaritent. Ik loop met ze richting die tent en kom voorbij de stacaravan van mijn “Belgische vriendin”. Ligt ze naast de caravan in de schaduw op de buik op de grond, in een ietwat vreemde houding, zonder enige gene, te slapen. Gekleed in een tijgerachtige bikini. Het enige wat je dus ziet is een lichaam, bikini en haar hoogblond geverfd haar op de grond. Heeft u het beeld? Hou het vooral vast. Mijn gasten en ook ik schieten toch wat in de lach, want het is toch wel een heel bijzonder gezicht wat daar op de grond ligt. Wat later op de dag kom ik haar tegen. Puffend loopt ze me voorbij. Ik zeg tegen haar, “ U lag lekker te slapen daar naast uw caravan”. “Nee hoor, ik sliep nie he”. “Zelfs in de schaduw is het warm he”. “Is niet goe voor de mens he, nee dit weer is niet goe voor de mens”. “Gewoon rustig blijven en veel water drinken, dan blijft u enigszins fit”, zeg ik haar. “Ja, ja, ja want weet U dit weer is niet goe voor de mens he, veel te warm, veel te warm, is niet goe”. “We gaan nu wat drinken in het campingcafé”. “Oh, water met een schuimkraag” zeg ik knipogend. “Kunt u goed van slapen”. “Hahaha, U begint ons Belgen te kennen he, een Hollander die humor heeft, ik mag U wel”…”Maar pfff, het blijft wel warm he, is nie goe voor de mens he, is nie goe voor de mens”….
We zitten inmiddels in de laatste week van de vakantie van mijn “Belgische vriendin”. En ze is inmiddels ook een persoonlijk assistent van me geworden. Zodra er gasten komen en ik zit niet bij de receptietent, stuurt ze mijn gasten door naar mijn leefaccommodatie. Vervolgens komt ze mij dan tegemoet lopen en verteld mij dat ze een madammeke naar mijn accommodatie heeft gestuurd wat volgens haar dan een nieuwe gast is. Ik geloof niet dat ik er blij van wordt dat gasten bij mijn leefaccommodatie worden neergezet, maar oké het is goed bedoeld van haar. En ze is er nog maar een week hier, dus ik neem het maar voor lief.
Vele anekdotes zijn de revue gepasseerd met mijn “Belgische vriendin”. Ook in de laatste dagen van haar vakantie fungeer ik nog een keer als Praatpaal. Weinig zeggen, wat hummen, maar vooral veel luisteren. De laatste wil ik u niet onthouden.
Na het eerste receptie uurtje van de dag loop ik naar mijn accommodatie voor een bakkie thee. Het is rond 10 uur. Ik kom mijn “Belgische vriendin” tegen op het grasveldje. “Ziet ge daar die schone vrouw lopen?” “Dat is mijn schone dochter he”. “29 jaar”. “Ja, die is nu zot op een jungske hier op de camping he”. “Ik zeg tegen haar, meiske niet gaan rommelen he, krijg je alleen maar weer rotzooi van he”. “Maar ik ken mijn meiske he, die gaat ech nie met jan en alleman naar bed he”.
Oké, 10 uur ’s morgens, ik heb nog geen woord gezegd in dit relaas en by the way, wil ik dit allemaal eigenlijk wel weten? Ik heb geen keus, ik ben praatpaal. Het relaas gaat verder.
“Nou ja, eigenlijk is het 1 keer toch fout gegaan he” “Heeft ze toch een kind geworpen bij een vent” “Die is gelukkig niet meer in beeld die vent, weg ermee”.
Ik heb langzaamaan toch de neiging om in te grijpen en ik zeg tegen haar “ach, het is een vakantieliefde, gaat wel weer over”. “Gij begrijpt het he, gij begrijpt het he, ik begrijp het ook he, Campingliefde”. “Maar mijn meiske, die is zot op hem he”. Ik ga het afkappen, en zeg tegen haar dat ik een bakkie thee ga drinken en dan weer aan het werk ga. “Het komt wel goed met uw meiske, tis gewoon een vakantieliefde”. “Ja he, ik geleuf het ook he, ik heb aan 1 kleinjungske wel effe genoeg aan he, een tweede hoeft nog effe nie”. “Salut, schone dag madam”. Oké, dit alles aangehoord te hebben, volgt dan nu eindelijk mijn bakkie thee.
Het mag duidelijk zijn dat naast mijn rol van Campinghost ik ook inmiddels de rol van Praatpaal ben geworden. Op een camping zijn er altijd gasten die een praatje willen maken of je er nu zin in hebt of niet, je hoort het toch aan en je gaat fungeren als Praatpaal, weinig zeggen, veel luisteren, beetje hummen en daar waar nodig afkappen. Zo werkt het. Campinghost wordt Praatpaal, ook voor kinderen. Maar dat leest u in mijn volgende blog.
Ik heb het beeld…. geweldig!!!
Awel, tis om te zeggen dat ge dat schoon geschreven hebt madammeke
Goed te weten wat je nieuwe talent is. Er wonen hier verderop nog enkele figuren waar je je talent op kan botvieren. . ….
Ik kijk nu al uit naar je eerste boek!